back
|
|
Alzheimer. De toekomst is grijs
By: Hilde Van Eynde
De Standaard, May 14, 2001
Over tien, hooguit vijftien jaar moeten onderzoekers een medicijn klaar
hebben tegen de ziekte van Alzheimer. Getreuzel is niet aan de orde.
Alleen als de wetenschappers zich tot het uiterste reppen, zullen ze op
tijd zijn om de snel vergrijzende babyboomgeneratie voor dementie te
behoeden.
Het begint doorgaans onschuldig. Oma vergeet waar ze haar sleutels heeft
gelegd, of kan zich niet meer herinneren of ze vandaag al langs de bakker
is gelopen. Wat later valt het de kinderen op dat hun moeder aan de
telefoon soms twee keer na elkaar naar de rapportcijfers van de
kleinkinderen informeert, zonder zich het eerder gegeven antwoord nog voor
de geest te kunnen halen. Weer enige tijd later kan oma zich de namen van
de kleinkinderen niet meer herinneren en reageert ze niet meer op de
gezichten van vrienden en kennissen. Steeds verder takelt oma's geheugen
af, tot ze op den duur de weg kwijtraakt in haar eigen huis, en alle
belangstelling voor haar omgeving en voor ooit geliefde voorwerpen
verliest. Op het eind kan oma zichzelf niet meer voeden of kleden, en
heeft ze zelfs hulp nodig om naar het toilet te gaan. Gemiddeld zes tot
acht jaar nadat de eerste ziekteverschijnselen opdoken, sterft oma een
ontluisterende dood.
Naar schatting 60.000 tot 100.000 oma's en opa's lijden in ons land aan de
ziekte van Alzheimer, de meest voorkomende vorm van dementie. Ouderdom is
veruit de belangrijkste risicofactor voor de ziekte: Alzheimer komt bij
mensen beneden de zestig bijna niet voor.
De ziekte treft ongeveer 1 procent van de zestigers, maar daarna gaat het
hard. Van alle zeventigers lijdt vijf procent aan Alzheimer, van alle
tachtigers tien procent, vanaf de leeftijd van negentig lijdt één op de
drie aan de ziekte. Door de vergrijzing zal het totale aantal Belgische
patiënten over dertig tot veertig jaar oplopen tot een half miljoen,
schat de Leuvense Alzheimeronderzoeker Fred van Leuven. Voor hun
verzorging zal jaarlijks 500 miljard frank nodig zijn. Wie zal al deze
mensen verplegen, wie zal hun beddengoed verschonen, wie zal hen te eten
geven, wie zal hun tanden poetsen, en vooral: wie zal dat betalen? "Het
is iets wat té weinig beleidsmakers zich vandaag ten volle realiseren'',
betreurt Van Leuven.
Wetenschappers hopen het probleem voor te zijn. Ze proberen een medicijn
te vinden vóór de omvangrijke generatie naoorlogse babyboomers over tien
jaar met pensioen gaat, en de ziekte onder deze groep slachtoffers begint
te maken. "Op dit ogenblik is hooguit zes procent van de bevolking
vijfenzeventig-plus'', rekent de Leuvense neuropatholoog René Dom voor,
"geschat wordt dat dit over vijftig jaar is opgelopen tot twaalf
procent''.
Voor het medisch onderzoek wordt het een race tegen de klok. De voorbije
twintig jaar zijn vele miljarden in het onderzoek naar Alzheimer gestopt,
zonder dat de patiënt daarvan voorlopig al veel baat heeft ondervonden.
In België zijn slechts vier medicijnen tegen Alzheimer op de markt. Het
oudste middel, Cognex (met als werkzaam bestanddeel het molecule tacrine),
wordt in de praktijk nauwelijks nog gebruikt, volgens Dom, vanwege zijn
giftigheid voor de lever. De overige drie: Aricept (donepezil), Exelon (rivastigmine)
en Reminyl (galantamine), worden wel volop ingezet.
De middelen houden de kwaliteit van het geheugen bij een kleine helft van
de patiënten tijdelijk op peil, zegt Dom. Voor de overige patiënten doen
de medicijnen niks, wat een van de redenen is waarom ze voorlopig niet
worden terugbetaald door de ziekteverzekering.
De medicijnen behoren tot de klasse van de cholinesterase-inhibitoren en
vertragen de afbraak van de boodschapperstof acetylcholine. Hersencellen
gaan hierdoor iets actiever communiceren.
“Als de middelen aanslaan, is het resultaat behoorlijk'', zegt Dom.
"Patiënten gaan zich de namen van hun kleinkinderen weer herinneren,
ze krijgen weer zin in een praatje, en gaan in sommige gevallen zelfs weer
een kaartje leggen.'' En zelfs als de verbetering niet zo spectaculair is,
blijft het voor de verzorgers een hele verademing als de patiënt weer
zelf de weg naar het toilet kan vinden, en dus niet meer afhankelijk is
van incontinentiemateriaal.
Bij de meeste van zijn patiënten houdt de verbetering anderhalf tot twee
jaar aan, heeft Dom ondervonden, in uitzonderlijke gevallen zelfs vijf
jaar. Maar voor al deze patiënten is het niet meer dan uitstel van
executie, want de medicijnen bestrijden alleen de symptomen. Terwijl de
patiënten hun pillen slikken, woekert onder hun schedelpan de ziekte
genadeloos voort.
Om de ziekte werkelijk te overwinnen -- en haar niet slechts te verdagen
-- moeten de artsen de zaak aanpakken bij de bron. En daar wringt het
schoentje, want niemand weet welk mechanisme de ziekte van Alzheimer
precies in gang zet.
Onder de microscoop zien de hersenen van iemand met Alzheimerdementie
eruit als een gatenkaas. De hersendelen die instaan voor het geheugen en
het leervermogen, liggen bezaaid met afgestorven zenuwcellen. Geprangd
tussen de schaarse overlevende zenuwcellen zitten dikke eiwitklonters van
een eiwit dat beta-amyloid heet, en dat de resterende hersencellen op
termijn eveneens dooddrukt. Binnen in de zenuwcellen worden lange kluwens
aangetroffen van een ander eiwit, tau, die het weefsel van binnenuit
lijken te versmachten.
Alzheimerspecialisten zijn het er na twintig jaar onderzoek nog steeds
niet over eens welk van de twee eiwitten de ziekte in gang zet, vertelt
Fred Van Leuven, al rust de meeste verdenking op het amyloid. Volgens de
meest gangbare opvatting slaat dit eiwit als eerste neer tussen de
hersencellen. Die gaan hiervan steeds slechter functioneren, waardoor zich
binnenin als tweede in de rij ook het tau-eiwit ophoopt. Die combinatie
van eiwitklontering binnen én buiten de cel doet de hersenen de das om.
Dat amyloid een belangrijke verdachte is, valt ook af te leiden uit
experimenten met genetisch versleutelde Alzheimermuizen, in Leuven en aan
buitenlandse universiteiten. Bij de muizen, die een menselijk gen kregen
toegevoegd dat een op Alzheimer gelijkende ziekte uitlokt, slaan zoals bij
de mens amyloidklonten in de hersenen neer. Ook de gevolgen zijn gelijk:
geheugenverlies, oriëntatiestoornissen.
Veelbetekend is dat als de muizen worden ingeënt met een vaccin tegen
amyloid, er geen nieuwe neerslag meer in hun hersenweefsel wordt gevormd.
Sterker nog: zelfs de bestaande eiwitklonten verdwijnen uit de hersenen.
En belangrijkst van al: Alzheimermuizen krijgen, nadat ze zijn ingeënt,
een aanzienlijk beter kortetermijngeheugen, en ook hun leervermogen gaat
erop vooruit.
Als hetzelfde geldt voor de mens, dan zou dat wereldnieuws zijn. Dan zou
het vaccin niet alleen dementie kunnen voorkomen, maar zelfs genezen. En
dan zouden we als vijftigjarige allemaal een prik kunnen halen, waarna
Alzheimer wordt bijgeschreven in de geschiedenisboeken. De farmaceutische
firma die zo'n vaccin op de markt kan brengen, mag zich nu alvast rijk
rekenen.
Het dichtst bij dat doel staat het Ierse farmabedrijf Elan
Pharmaceuticals, dat momenteel bij honderd vrijwilligers in Ierland en de
VS beproeft of het muizenvaccin veilig is voor mensen. De resultaten
worden binnen twee maanden verwacht, maar de eerste geruchten klinken
veelbelovend.
Dat betekent niet dat de entstof straks in de apotheek ligt, relativeert
Van Leuven. De werking van het vaccin is nog onduidelijk. Vermoedelijk
wekt het ingespoten amyloid bij de muizen antistoffen tegen het eiwit op,
die de hersenen schoonvegen en de vorming van nieuwe neerslag verhinderen.
Maar muizen zijn geen mensen, en wij zouden best eens anders op het vaccin
kunnen reageren.
Alzheimermuizen zien het amyloideiwit immers als een vreemde stof, en dus
is het logisch dat hun immuunsysteem ertegen valt te mobiliseren. Maar
voor de mens is amyloid een lichaamseigen stof -- wellicht valt onze
afweer er niet tegen op te jutten.
Geschat wordt dat het zeker vijf of tien jaar zal duren voordat duidelijk
is of het vaccin bij mensen werkt. Als dat het geval is, volgen een paar
jaar van administratieve rompslomp vooraleer de entstof op de markt kan
komen. Niet vroeger dan 2010, 2020 zal het vaccin bedrijfsklaar kunnen
zijn. Dat is maar net op tijd om de naoorlogse generatie voor Alzheimer te
behoeden.
Mocht het vaccin een blindganger worden, dan moeten we de hoop nog niet
laten varen. Want de farma-industrie heeft nog meer ijzers in het vuur.
Volgens het National Institute of Aging in de VS hebben de farmaceuten
vijftig tot zestig anti-Alzheimermiddelen in de pijplijn, die in
verschillende stadia van ontwikkeling verkeren.
Zo zijn meerdere bedrijven in de weer om enzymremmende medicijnen te
bedenken, de zogeheten gamma-secretaseremmers. Die verminderen de aanmaak
van amyloid, door de werking te blokkeren van knipeiwitten uit de cellen,
de gamma-secretases. Bij muizen doen de medicijnen het goed. Minstens één
bedrijf, Bristol-Myers Squibb, is al met tests bij mensen bezig.
Daarnaast testen bedrijven meerdere ontstekingsremmers, oestrogenen en
cholesterolverlagers, om te zien of die de ziekte voorkomen dan wel
genezen. Van mensen met reuma, die gedurende lange tijd ontstekingsremmers
slikken, of van vrouwen in de overgang die oestrogeenpreparaten nemen, is
immers gebleken dat ze veel minder vatbaar zijn voor Alzheimerdementie.
"Maar als Alzheimerpatiënten met de middelen worden behandeld,
blijkt het niet te helpen'', zegt Dom. Vermoedelijk verhinderen de
ontstekingsremmers alleen dat rond eiwitklonters in de hersenen ook nog
eens ontstekingshaarden ontstaan, die het verval nog wat versnellen. Zo
bekeken valt te begrijpen waarom de middelen alleen preventief werken, en
niets meer uithalen wanneer de schade eenmaal is aangericht.
De hoop van veel farmabedrijven is dat Alzheimer, zoalniet te genezen, met
medicijnen op zijn minst valt uit te stellen. Als dat uitstel tien of
vijftien jaar bedraagt, komt dit in veel gevallen met genezing overeen --
veel mensen zullen in die tijd immers al aan een andere oorzaak zijn
overleden.
Voor de farmaceutische industrie vertaalt een dergelijke benadering zich
in kassa-kassa. Wereldwijd lijden op dit ogenblik twaalf miljoen mensen
aan de ziekte van Alzheimer. Rond 2025, als de naoorlogse
babyboomgeneratie door de aandoening wordt getroffen, zal dit aantal zijn
opgelopen tot 22 miljoen. Als die allemaal gedurende jaren medicijnen gaan
slikken, zullen de bedrijven de enorme bedragen die ze nu in ontwikkeling
hiervan investeren, spoedig hebben terugverdiend.
|